ECLI:NL:CRVB:2016:4295
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J. Kraan
- J.J.A. Kooijman
- B.J. van de Griend
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanstelling van een ambtenaar en de rol van ziekteverzuim in de besluitvorming
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanstelling van appellant, die per 15 januari 2013 voor bepaalde tijd op proef was aangesteld. De beoordeling van zijn functioneren in de rol van teamsenior leidde tot een verlenging van de aanstelling, maar niet tot een vaste aanstelling. Appellant betwistte dat hij niet voldeed aan de eisen en stelde dat zijn ziekteverzuim niet relevant was voor de beoordeling van zijn functioneren. Het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland had echter geconcludeerd dat appellant, mede door zijn ziekteverzuim, niet voldeed aan de verwachtingen die aan hem gesteld mochten worden. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard, en appellant ging in hoger beroep.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college in redelijkheid had kunnen besluiten om de aanstelling van appellant niet om te zetten in een vaste aanstelling. De Raad benadrukte dat de toetsing van een besluit tot niet voortzetten van een tijdelijk dienstverband terughoudend is en dat het bestuursorgaan mag afgaan op de informatie van de bedrijfsarts. De Raad concludeerde dat het college terecht had gesteld dat appellant niet met voldoende continuïteit zijn functie had vervuld, en dat er geen medische redenen waren die zijn functioneren konden onderbouwen. De uitspraak bevestigde dat de aanstelling van appellant op basis van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies (CAP) correct was behandeld, en dat de aanstelling van appellant na het proefjaar zonder nader besluit was voortgezet voor een jaar, maar dat zijn ziekteverzuim een belangrijke factor was in de beslissing om geen vaste aanstelling te verlenen.