ECLI:NL:CRVB:2016:4286

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 november 2016
Publicatiedatum
10 november 2016
Zaaknummer
15/5117 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanwijzing als herplaatsingskandidaat en toepassing van het Sociaal Beleidskader Defensie

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Appellante, werkzaam bij het Ministerie van Defensie, was aangewezen als herplaatsingskandidaat na een reorganisatie. De minister had haar aangewezen als herplaatsingskandidaat onder het Sociaal Beleidskader Defensie 2012 (SBK 2012), terwijl appellante betoogde dat het oudere SBK 2004 van toepassing zou moeten zijn. De Raad overwoog dat de reorganisatie gerelateerd was aan beleidsdocumenten die na de invoering van het SBK 2012 waren vastgesteld, en dat de minister terecht had geoordeeld dat het SBK 2012 van toepassing was. Appellante had haar functie tot dat moment uitgeoefend, maar de Raad oordeelde dat haar argumenten niet opgingen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

15/5117 AW, 15/5118 AW
Datum uitspraak: 10 november 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 12 juni 2015, 14/3901 en 14/6991 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Minister van Defensie (minister)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 september 2016. Appellante is verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. L.M. Ju, S.S. Wijnen-Zaat en mr. G.D. Maasen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Voor de reorganisatie van het [Dienst] ([Dienst]) van het Ministerie van Defensie is op 13 oktober 2011 het Definitief Reorganisatie Plan vastgesteld. Aan appellante is bij brief van 2 november 2011 meegedeeld dat haar functie niet terugkomt in de nieuwe organisatie (code 4). Met ingang van 1 januari 2012 vervalt haar functie en zal zij, indien geen andere functie beschikbaar is, worden aangewezen als herplaatsingskandidaat in de zin van het Sociaal Beleidskader Defensie 2004 (SBK 2004). Bij besluit van 13 december 2011 is aan appellante met ingang van 1 januari 2012 de functie van Medewerker F&CB bij [naam groep] ( [naam groep] ) opgedragen. Zij is niet aangemerkt als herplaatsingskandidaat in de zin van het SBK 2004.
1.2.
Naar aanleiding van de beleidsbrief “Defensie na de kredietcrisis, een kleinere krijgsmacht in een onrustige wereld” van 8 april 2011 en de startbrief “start Reorganisatie Defensie” van 1 augustus 2011 is op 22 december 2011 het beleidsvoornemen Reorganisatie [naam groep] verschenen. Op 3 december 2012 is het Definitief Reorganisatie Plan van de Reorganisatie [naam groep] vastgesteld. Bij brief van 4 december 2012 is appellante meegedeeld dat haar huidige functie ongewijzigd overgaat in de nieuwe organisatie, maar in een gewijzigd aantal (minder) voorkomt (code 2). Bij brief van 4 april 2013 is aan appellante het voornemen kenbaar gemaakt dat zij op grond van de plaatsingsvolgorde, afgeleid van het gestelde in artikel 116, derde lid, van het Burgerlijk ambtenarenreglement Defensie (Bard), niet in aanmerking komt voor plaatsing en dat ze met ingang van 4 oktober 2013 zal worden aangewezen als herplaatsingskandidaat in de zin van het Sociaal Beleidskader Defensie 2012 (SBK 2012). Bij besluit van 21 mei 2013 is appellante te kennen gegeven dat zij definitief niet in aanmerking komt voor plaatsing.
1.3.
Bij besluit van 11 november 2013, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 21 mei 2014 (bestreden besluit 1), heeft de minister appellante met ingang van 4 oktober 2013 aangewezen als herplaatsingskandidaat in de zin van het SBK 2012. Tevens is in dat besluit meegedeeld dat het verzoek van appellante om het SBK 2004 van toepassing te achten, wordt doorgestuurd aan het bevoegd gezag.
1.4.
Bij besluit van 8 juli 2014, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 14 oktober 2014 (bestreden besluit 2), heeft de minister het verzoek van appellante om toepassing van het SBK 2004 afgewezen.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak de beroepen tegen de bestreden besluiten 1 en 2 ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij ten onrechte is aangemerkt als herplaatsingskandidaat in de zin van het SBK 2012. Zij meent dat het, volgens haar gunstigere, SBK 2004 van toepassing is. De minister was immers al in 2011 bekend met de Numerus Fixus, als gevolg waarvan haar functie van Medewerker F&BC is komen te vervallen. Appellante is vervolgens door haar toenmalige leidinggevende in maart 2012 meegedeeld dat haar functie zou komen te vervallen, dit terwijl zij deze functie met ingang van 1 januari 2012 juist is gaan vervullen vanwege het aan haar voorgehouden toekomstperspectief. Appellante heeft bovendien zelf op deze functie gesolliciteerd en meent dat dit een groot verschil maakt.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1.
Het betoog van appellante, onder verwijzing naar het overgangsbeleid van het SBK 2012 en de Numerus Fixus, dat zij als herplaatsingskandidaat onder het SBK 2004 dient te vallen, slaagt niet. Uit het overgangsbeleid van het SBK 2012 volgt dat het SBK 2004 van toepassing blijft op de reorganisaties die dateren van vóór 1 januari 2012 en die niet zijn gerelateerd aan de beleidsbrief van 8 april 2011 of de startbrief van 1 augustus 2011. De minister heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de reorganisatie die heeft geleid tot de aanwijzing van appellante als herplaatsingskandidaat is gerelateerd aan de beleids- en startbrief, zodat het SBK 2012 van toepassing is. De Numerus Fixus waar appellante naar verwijst dateert weliswaar van vóór 1 januari 2012 maar betreft een algemeen beleidskader over de gewenste personeelsopbouw van de defensieorganisatie door middel van het vaststellen van het maximum aantal personeelsleden per rang en schaal, mede om doorstroming te bevorderen. Dit beleidskader ziet niet op de individuele functie of de persoon van appellante, noch is de Numerus Fixus onderdeel van de reorganisatie. Dat aan appellante al in een vroeg stadium zou zijn meegedeeld dat zij haar pas verworven functie weer zou verliezen, laat onverlet dat de Numerus Fixus niet voorzag in de opheffing van de functie van appellante en daaraan ook anderszins niet aan ten grondslag lag. Het aanmerken van appellante als herplaatsingskandidaat vloeit voort uit de reorganisatie met toepassing van het SBK 2012. Appellante is met ingang van 4 oktober 2013 als herplaatsingskandidaat aangemerkt in de zin van het SBK 2012 en heeft haar functie tot die tijd uitgeoefend. Niet relevant is het betoog van appellant dat zij zelf op de functie heeft gesolliciteerd.
4.2.
Het hoger beroep van appellante slaagt niet. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
5. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.T. Boerlage als voorzitter en J.N.A. Bootsma en M. Kraefft als leden, in tegenwoordigheid van L.L. van den IJssel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 november 2016.
(getekend) M.T. Boerlage
(getekend) L.L. van den IJssel
ew