ECLI:NL:CRVB:2016:4284
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.C. Bruning
- P. Boer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak heeft appellant, die als expeditiemedewerker op een bloemenveiling werkte, zich op 14 juni 2010 ziek gemeld met rugklachten. Na beëindiging van zijn dienstverband wegens faillissement heeft hij ziekengeld ontvangen van het Uwv. In reactie op zijn aanvraag voor een WIA-uitkering heeft het Uwv vastgesteld dat hij met ingang van 11 juni 2012 geen recht heeft op een uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit werd door het Uwv ongegrond verklaard.
De rechtbank Noord-Holland heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de verzekeringsarts de beperkingen van appellant correct had weergegeven en dat de geselecteerde functies geschikt waren. Appellant ging in hoger beroep, waarbij hij aanvoerde dat de functie van medewerker pluimveeslachterij niet correct was beoordeeld en dat het Uwv onvoldoende had gemotiveerd waarom hij in staat zou zijn om de functie te vervullen.
De Centrale Raad van Beroep heeft in hoger beroep overwogen dat het geschilpunt betreft of de functie met SBC-code 111172 aan de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling ten grondslag mag liggen. De Raad concludeert dat, zelfs als deze functie vervalt, appellant nog steeds geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat zijn arbeidsongeschiktheidspercentage dan nog steeds onder de 35% blijft. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst de proceskosten af.