ECLI:NL:CRVB:2016:4278
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake vaststelling maandelijkse aflossingscapaciteit en terugvordering van onterecht ontvangen ziekengeld
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 november 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uwv, dat zijn Ziektewet-uitkering met terugwerkende kracht had herzien en een terugvordering had ingesteld van onterecht ontvangen ziekengeld. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht een beroep had gedaan op het vermogen van appellant, dat hij over voldoende spaartegoeden beschikte om de vordering te voldoen. Appellant had gespaard voor zijn pensioen, maar dit werd niet als reden geaccepteerd om de terugvordering te weerleggen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarin was vastgesteld dat appellant zijn inlichtingenplicht had geschonden door niet te melden dat hij inkomsten genoot als zelfstandige. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om tot een andersluidend oordeel te komen, en dat de maandelijkse aflossingscapaciteit van appellant en zijn vermogen om de vordering te voldoen niet in geschil waren. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.