ECLI:NL:CRVB:2016:4239
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M. Hillen
- M. ter Brugge
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die sinds 29 maart 2011 een uitkering ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft de bijstand ingetrokken omdat appellant niet alle gevraagde bankafschriften heeft overgelegd, wat leidde tot de conclusie dat hij zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden. De Raad voor de Rechtspraak heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht, waarbij werd vastgesteld dat appellant niet tijdig en volledig de gevraagde informatie heeft verstrekt. De rechtbank Rotterdam had het beroep van appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard, maar appellant ging in hoger beroep.
De Raad oordeelt dat het college op grond van artikel 54, derde lid, van de WWB verplicht was de bijstand van appellant in te trekken over de periode van 8 december 2012 tot en met 15 april 2014, maar dat de intrekking over de periode van 29 maart 2011 tot en met 7 december 2012 niet standhoudt. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en herroept het besluit van 15 april 2014 voor zover het de intrekking over de periode van 29 maart 2011 tot en met 7 december 2012 betreft. Het college moet nu een nieuw besluit nemen over de hoogte van de terugvordering, waarbij het recht op bijstand over de eerdere periode wordt erkend.
De uitspraak benadrukt het belang van de inlichtingenverplichting voor bijstandsontvangers en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichting. De Raad heeft ook bepaald dat het college het griffierecht van appellant moet vergoeden, aangezien appellant in hoger beroep gelijk heeft gekregen.