Uitspraak
mr. M.M.J.E. Budel.
OVERWEGINGEN
9 december 2011 ziek gemeld met (langer bestaande) schouderklachten rechts. Appellant is verder bekend met chronische knieklachten rechts.
12 augustus 2015 gemotiveerd toegelicht dat er ten tijde in geding geen afwijkingen waren die beperkingen ten aanzien van de normaalwaarden rechtvaardigen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verder toegelicht dat bij tweehandige activiteiten de linkerschouder ontzien wordt, omdat de FML uitgaat van een verminderde belastbaarheid van de rechterschouder.
De Bruijn van 3 mei 2016 over de beperkingen aan zijn rechterknie naar voren heeft gebracht, tast de juistheid van het oordeel van de rechtbank niet aan. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 8 augustus 2016 gemotiveerd uiteengezet dat de ingebrachte uitslag van een MRI-scan van de rechterknie, waarin (onder meer) geconcludeerd is dat sprake is van een “ruptuurtje centraal laterale meniscus en voorhoorn mediale meniscus”, niet representatief is voor de beperkingen van appellant ten tijde in geding. Zij heeft daarbij in aanmerking genomen dat de MRI-scan van 3 mei 2016 dateert van bijna drie jaar na de datum in geding, dat sprake is van een zich ontwikkelend beeld in de tijd en dat er anamnestisch als ook bij onderzoek in 2013 sprake was van een ander medisch beeld, dat lichtere beperkingen rechtvaardigde. Anders dan bij een verzekeringsgeneeskundige beoordeling op 20 juli 2016, waarbij een beperkte pijnlijke beweeglijkheid van de rechterknie werd vastgesteld, was er bij medisch onderzoek op 31 maart 2014 sprake van een volledig beweegbare rechterknie, zonder oedeem en met een stabiel bandapparaat. Hieruit vloeit voort dat het bestreden besluit op een deugdelijke medische grondslag berust. Het verzoek aan de Raad om een onafhankelijke deskundige te raadplegen wordt gelet op het vorenstaande dan ook afgewezen.
8 augustus 2006, ECLI:NL:CRVB:2006:AY6390) mag van de juistheid van de
CBBS-gegevens worden uitgegaan, tenzij die voldoende gemotiveerd worden bestreden. Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor.
BESLISSING
A.T. de Kwaasteniet als leden, in tegenwoordigheid van R.I. Troelstra als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 november 2016.