ECLI:NL:CRVB:2016:4209
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand tijdens detentie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellant, die van 21 oktober 2014 tot en met 15 januari 2015 gedetineerd was, had op 15 december 2014 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) om zijn huur en andere vaste lasten door te betalen tijdens zijn detentie. Het college van burgemeester en wethouders van Haaksbergen heeft deze aanvraag afgewezen, met als argument dat appellant geen recht heeft op bijstand omdat hij gedetineerd is en er geen zeer dringende redenen zijn om hiervan af te wijken.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant betoogd dat het beleid van het college niet in overeenstemming is met de afwijzing van zijn aanvraag. De Raad heeft vastgesteld dat met de invoering van de Participatiewet (PW) op 1 januari 2015, de regels omtrent bijstandsverlening zijn gewijzigd. Artikel 13 van de PW stelt dat gedetineerden geen recht hebben op bijstand, tenzij er zeer dringende redenen zijn.
De Raad heeft geconcludeerd dat er in dit geval geen sprake is van een acute noodsituatie die zou rechtvaardigen dat appellant bijzondere bijstand zou ontvangen. Het beleid van het college, dat geen bijzondere bijstand verstrekt aan gedetineerden voor vaste lasten, is in dit geval gehandhaafd. De Raad heeft het hoger beroep van appellant afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.