ECLI:NL:CRVB:2016:4198
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake invaliditeitspensioen en dienstgerelateerde PTSS van een voormalig beroepsmilitair
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een invaliditeitspensioen aan appellant 1, een voormalig beroepsmilitair. Appellant 1 was sinds 20 april 1979 in dienst bij de Koninklijke Marechaussee en is in 1994 uitgezonden naar het voormalig Joegoslavië. Hij is in 2006 uit dienst ontslagen wegens ziekten en gebreken. Appellant 1 heeft een verzoek ingediend voor een militair invaliditeitspensioen, maar dit werd afgewezen op basis van een rapport dat stelde dat zijn psychische aandoening niet dienstgerelateerd was. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep tegen deze afwijzing ongegrond, maar appellant 1 ging in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraken van de rechtbank beoordeeld, waarbij de deskundigheid van de psychiater Witte in twijfel werd getrokken. De Raad oordeelde dat de bevindingen van de psychiater Van den Bosch overtuigend waren en dat er geen bewijs was voor dienstgerelateerde PTSS. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank die het beroep van appellant 1 gegrond had verklaard en bevestigde de uitspraak die het beroep tegen de afwijzing van het invaliditeitspensioen ongegrond verklaarde. De Raad concludeerde dat de mate van invaliditeit van appellant 1 op minder dan 10% was vastgesteld, wat geen recht gaf op een hoger invaliditeitspensioen dan 5%.
De uitspraak benadrukt het belang van goed onderbouwde medische rapportages in zaken die betrekking hebben op invaliditeitspensioenen en de beoordeling van dienstgerelateerde aandoeningen. De Raad heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding was om een deskundige aan te wijzen, gezien de overtuigende argumentatie van de betrokken psychiaters.