ECLI:NL:CRVB:2016:4197

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 november 2016
Publicatiedatum
3 november 2016
Zaaknummer
16/1022 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake functiewaardering Senior Arrestantenverzorger bij de politie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de korpschef van politie tegen twee uitspraken van de rechtbank Rotterdam, waarin de rechtbank de besluiten van de korpschef over de functiewaardering van Senior Arrestantenverzorgers heeft vernietigd. De betrokkenen, die werkzaam zijn in de functie van Senior Arrestantenverzorger, hebben verzocht om herwaardering van hun functie op basis van het Besluit bezoldiging politie. De rechtbank oordeelde dat de besluiten van de korpschef onvoldoende gemotiveerd waren en dat de functie van Senior Arrestantenverzorger in schaal 7 gewaardeerd moest worden, in plaats van schaal 6 zoals de korpschef had vastgesteld. De Centrale Raad van Beroep heeft in hoger beroep geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte haar oordeel heeft gebaseerd op de feitelijk verrichte werkzaamheden van de betrokkenen, in plaats van op de vastgestelde functiebeschrijving. De Raad concludeert dat de bestreden besluiten van de korpschef voldoende gemotiveerd zijn en dat de waardering in schaal 6 in stand kan blijven. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraken van de rechtbank en verklaart de beroepen tegen de besluiten van de korpschef ongegrond.

Uitspraak

16/1022 AW, 16/1039 AW, 16/1041 AW, 16/1042 AW, 16/1044 AW
Datum uitspraak: 3 november 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen twee uitspraken van de rechtbank Rotterdam van
15 januari 2016, 15/1901, en 15/1944, 15/1946, 15/1948 en 15/1950 (aangevallen uitspraken)
Partijen:
de korpschef van politie (appellant)
[betrokkene 1] te [woonplaats 1] (betrokkene 1)
[betrokkene 2] te [woonplaats 2] (betrokkene 2)
[betrokkene 3] te [woonplaats 3] (betrokkene 3)
[betrokkene 4] te [woonplaats 4] (betrokkene 4)
[betrokkene 5] te [woonplaats 5] (betrokkene 5)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene 1 heeft mr. F.P.D. IJsendorn en namens betrokkenen 2 tot en met 5 heeft J.T. van der Hoeven een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft desgevraagd nog een stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 september 2016. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S. Vierboom en L.M. van den Hil. Betrokkenen en hun gemachtigden zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Betrokkenen zijn een aantal jaren werkzaam geweest in de functie van Senior Arrestantenverzorger (schaal 6) bij de voormalige politieregio [regio] .
1.2.
Op 21 januari 2014 hebben betrokkenen appellant op grond van artikel 7, eerste lid, van het Besluit bezoldiging politie (Bbp) verzocht om herwaardering van hun functie
.Appellant heeft GPMC
,Bureau for Organisation & Talent Development, om advies gevraagd. GPMC heeft vervolgens geadviseerd om de functie van Senior Arrestantenverzorger in te delen in schaal 6.
1.3.
Bij besluiten van 15 mei 2014 heeft appellant de inschaling van de functie Senior Arrestantenverzorger in schaal 6 gehandhaafd. Bij besluiten van 4 februari 2015 (bestreden besluiten) heeft appellant de bezwaren van betrokkenen, in afwijking van het advies van de Commissie van advies bezwaren functiewaardering politie (bezwaaradviescommissie), ongegrond verklaard. Aan de bestreden besluiten heeft appellant, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. De functies van Senior Arrestantenverzorger en Parketwachter B zijn qua verantwoordelijkheid vergelijkbaar met elkaar. Dat geldt niet voor de functies van Senior Arrestantenverzorger en Groepschef Parketwachters A. De kern van de functie van Senior Arrestantenverzorger is het zijn van arrestantenverzorger. Vanuit die uitvoerende rol wordt het seniorschap als meewerkend voorman ingevuld. Hierbij staan betrokkenen onder aansturing van een direct verantwoordelijke chef bij de uitvoering van de werkzaamheden als regulier arrestantenverzorger. De taken genoemd onder operationele leiding dienen te worden begrepen vanuit deze positie en kunnen niet worden gelijk gesteld met de taken in de referentiefunctie van Groepschef Parketwachters A. De extra taken die de Senior Arrestantenverzorger vervult ten opzichte van de reguliere arrestantenverzorgers, worden met een verschil in salarisschaal tot uitdrukking gebracht.
2. Bij de aangevallen uitspraken heeft de rechtbank de beroepen tegen de bestreden besluiten gegrond verklaard, die besluiten vernietigd, de besluiten van 15 mei 2014 herroepen en bepaald dat appellant de functies van betrokkenen vanaf 21 januari 2014 waardeert in
schaal 7. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat de bestreden besluiten onvoldoende gemotiveerd zijn omdat de besluiten van 15 mei 2014 zijn gehandhaafd, terwijl deze waren gebaseerd op het advies van het bureau GMPC waaraan een onjuiste vergelijkende functie ten grondslag is gelegd. Gelet op alle werkzaamheden die betrokkenen uitvoeren, met name ook de personeelszorg, volgt de rechtbank niet het standpunt van appellant dat de kern van de functie het insluiten, bewaken, verzorgen en transport van de arrestanten is, waarbij voor extra taken die de senior arrestantenverzorger vervult ten opzichte van de reguliere arrestantenverzorger een extra salarisschaal is toegekend. Volgens de rechtbank is de kern van de functie van Senior Arrestantenverzorger juist het operationeel leidinggeven aan een groep van circa zeven mensen, inclusief de personeelszorg waarvoor men in de dagelijkse praktijk de voortgangsverantwoordelijkheid draagt. Het enkele verschil in het aantal medewerkers waaraan leiding wordt gegeven met het aantal medewerkers waaraan de Groepschef Parketwachters A leiding geeft (circa tien), rechtvaardigt volgens de rechtbank niet dat daardoor niet het niveau van de functie van Groepschef Parketwachters A is bereikt. De functie van Senior Arrestantenverzorger is daarom naar aard, inhoud en niveau vergelijkbaar met de referentiefunctie van Groepschef Parketwachters A (schaal 7).
3. De Raad komt naar aanleiding van wat partijen in hoger beroep hebben aangevoerd tot de volgende beoordeling.
3.1.
Op grond van artikel 7, eerste lid, van het Bbp, zoals dit luidde ten tijde van belang, kan de ambtenaar die zich niet kan verenigen met de waardering van een hem in de periode van
31 december 2009 tot en met 31 maart 2011 opgedragen functie, als bedoeld in artikel 6,
tweede lid, het bevoegd gezag verzoeken deze waardering in heroverweging te nemen.
3.2.
De rechtbank heeft terecht overwogen dat volgens vaste rechtspraak van de Raad (uitspraak van 13 augustus 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2732) de rechterlijke toetsing bij functiewaardering terughoudend is. De rechter moet beoordelen of de waardering op voldoende gronden berust. Dit betekent dat de bestreden waardering niet in stand kan blijven als deze onhoudbaar is. Daarvoor is ontoereikend dat een andere waardering op zichzelf verdedigbaar is.
3.3.
Volgens de in deze zaken gehanteerde functiewaarderingsmethode wordt voor de waardering van de betrokken functie eerst aan de hand van het referentiemateriaal Nederlandse Politie bepaald van welke functiereeks moet worden uitgegaan. Vervolgens wordt de functie van laag naar hoog met de in de functiereeks voorkomende referentiefuncties vergeleken. Zodra een referentiefunctie wordt bereikt die een hoger niveau heeft dan de te waarderen functie, wordt teruggegaan naar het niveau van de voorlaatste referentiefunctie. Dat niveau is dan bepalend voor de te waarderen functie.
3.4.
De Raad overweegt allereerst dat, voor zover de rechtbank haar oordeel heeft gebaseerd op de door betrokkenen feitelijk verrichte werkzaamheden, dit ten onrechte is gebeurd. Uitgangspunt bij de waardering zijn immers niet de feitelijk verrichte werkzaamheden, maar de werkzaamheden zoals die blijken uit de vastgestelde functiebeschrijving.
3.5.
De Raad is verder met appellant en anders dan de rechtbank en betrokkenen van oordeel dat de bestreden besluiten niet onvoldoende zijn gemotiveerd. In de bestreden besluiten heeft appellant gemotiveerd waarom het advies van de bezwaaradviescommissie niet is overgenomen en waarom ook bij vergelijking van de functie van Senior Arrestantenverzorger met de functie van Groepschef Parketwachters A de waardering in schaal 6 in stand kan blijven. Er is, gelet op die motivering, geen grond voor het oordeel dat die waardering onhoudbaar is. Uit de beschrijving van de functie van Senior Arrestantenverzorger volgt immers dat de uitvoerende werkzaamheden van insluiting, bewaking, verzorging en transport van arrestanten een wezenlijk onderdeel van de functie van Senior Arrestantenverzorger uitmaken, terwijl die uitvoerende werkzaamheden in de functie van Groepschef Parketwachters A ontbreken. Dat de Senior Arrestantenverzorger daarnaast als ‘meewerkend voorman’, zoals appellant het heeft verwoord, ook operationeel leidinggevende werkzaamheden uitvoert, maakt niet dat de functies van Senior Arrestantenverzorger en Groepschef Parketwachters A voor de waardering op één lijn moeten worden gesteld.
3.6.
Uit 3.4 en 3.5 volgt dat het hoger beroep slaagt en dat de aangevallen uitspraken moeten worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaren.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraken;
- verklaart de beroepen tegen de besluiten van 4 februari 2015 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door N.J. van Vulpen-Grootjans als voorzitter en E.J.M. Heijs en
M. Kraefft als leden, in tegenwoordigheid van S.W. Munneke als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 november 2016.
(getekend) N.J. van Vulpen-Grootjans
(getekend) S.W. Munneke

HD