ECLI:NL:CRVB:2016:4156
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag algemene en bijzondere bijstand na intrekking op basis van onduidelijke financiële situatie en bezit van onroerend goed
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellante, die samen met haar ex-echtgenoot bijstand ontving, had haar aanvraag voor algemene bijstand opnieuw ingediend na een eerdere intrekking van haar bijstandsuitkering. De intrekking was gebaseerd op het bezit van vier woningen in Turkije door haar ex-echtgenoot, waarvan de verkoopopbrengsten onduidelijk waren. De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in de periode van 24 oktober 2014 tot 12 januari 2015 in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde. De Raad oordeelde dat appellante onvoldoende bewijs had geleverd over haar financiële situatie en de herkomst van haar uitgaven. De afwijzing van de aanvraag om algemene bijstand werd dan ook in stand gehouden. Daarnaast werd ook de aanvraag voor bijzondere bijstand afgewezen, omdat appellante niet had aangetoond dat zij niet over de middelen beschikte om noodzakelijke kosten te dekken. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.