Uitspraak
3 december 2015, 15/2096 (aangevallen uitspraak)
F.M.J. Eijmael.
OVERWEGINGEN
(SBC-code 111010).
3 januari 2014 ziek gemeld in verband met reeds bekende rug- en psychische klachten. Aan haar is een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend, welke uitkering bij besluit van 6 februari 2014, gehandhaafd bij beslissing op bezwaar van 2 april 2014, door het Uwv is beëindigd met ingang van die datum. Bij uitspraak van 8 juni 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:2189) heeft de Raad dat besluit van het Uwv juist geacht.
1 januari 2014, dan wel met ingang van de datum waarop de behandeling is gestart,
4 juli 2014, in aanmerking te brengen voor een WIA-uitkering. In het kader van de beoordeling van deze melding is appellante op 26 september 2014 op het spreekuur van een verzekeringsarts van het Uwv geweest. Deze heeft vastgesteld dat per 4 juli 2014 sprake was van toegenomen beperkingen door dezelfde ziekteoorzaak binnen vijf jaar na de afwijzing van de eerdere WIA-aanvraag. De verzekeringsarts heeft de beperkingen van appellante vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML), waarna een arbeidsdeskundige heeft bezien welke functies appellante per 4 juli 2014 nog zou kunnen verrichten. Volgens de arbeidsdeskundige waren de eerder geselecteerde, in 1.1 genoemde functies nog steeds geschikt voor appellante en was appellante ook per 4 juli 2014 minder dan 35% arbeidsongeschikt. Daarop heeft het Uwv bij besluit van 28 oktober 2014 bepaald dat appellante met ingang van 4 juli 2014 niet in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering.