ECLI:NL:CRVB:2016:2189
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en vaststelling medische situatie van appellante in het kader van WIA-beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. Appellante, die zich op 28 september 2010 ziek had gemeld, was in eerste instantie met ingang van 6 februari 2013 als minder dan 35% arbeidsongeschikt beoordeeld door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Dit leidde tot de beëindiging van haar ZW-uitkering per 6 februari 2014, na een herbeoordeling van haar medische situatie. Appellante stelde dat haar gezondheidsklachten, met name rugklachten, haar in de weg stonden om te werken. Ze voerde aan dat haar situatie was verslechterd sinds de WIA-beoordeling, wat haar werkcapaciteit beïnvloedde.
De Raad heeft de medische beoordeling van het Uwv bevestigd, waarbij werd vastgesteld dat appellante per 6 februari 2014 in staat was om ten minste één van de geselecteerde functies te verrichten. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep op de hoogte was van de toegenomen pijnklachten van appellante en dat er geen nieuwe medische informatie was die de eerdere bevindingen van het Uwv in twijfel trok. De conclusie was dat appellante terecht in staat was geacht om te werken, en het hoger beroep werd afgewezen. De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank, en er werd geen aanleiding gezien voor een vergoeding van proceskosten.