ECLI:NL:CRVB:2016:4124
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bezwaartermijn en ontvankelijkheid van bezwaar in ambtenarenrechtelijke context
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant, werkzaam als ambtenaar bij de gemeente Maassluis, had bezwaar gemaakt tegen een ontslagbesluit van 31 juli 2014. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de bezwaren van de appellant, ingediend op 5 september 2014 en 9 oktober 2014, terecht niet-ontvankelijk waren verklaard. De Raad bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat het bezwaar niet tijdig was ingediend. Volgens de wet dient een bezwaar voor het verstrijken van de bezwaartermijn duidelijk te zijn gericht tegen het besluit waartegen het bezwaar is ingesteld. In dit geval was het bezwaar van 5 september 2014 niet gericht tegen het ontslagbesluit, en het bezwaar van 9 oktober 2014 was te laat ingediend. De Raad oordeelde dat er geen verschoonbare redenen waren voor de termijnoverschrijding en dat het ontbreken van een bezwaarclausule niet van toepassing was. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige en correcte indiening van bezwaarschriften in het bestuursrecht.