ECLI:NL:CRVB:2004:AO6442
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding en onduidelijkheid over aangevallen uitspraak
In deze zaak heeft de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 11 juni 2001. Het hoger beroep was gericht tegen een uitspraak met het kenmerk AWB 00/4229 CSV, maar de appellant heeft in zijn hoger beroepschrift niet duidelijk aangegeven tegen welke uitspraak het beroep zich richtte. Dit leidde tot vragen over de ontvankelijkheid van het hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep overweegt dat volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een beroepschrift een duidelijke omschrijving van het besluit moet bevatten waartegen het rechtsmiddel is ingesteld. In dit geval heeft de appellant niet voldaan aan deze eis, omdat de aangevallen uitspraak niet expliciet werd genoemd in het hoger beroepschrift. Pas na het verstrijken van de beroepstermijn werd duidelijk dat het hoger beroep zich richtte tegen een andere uitspraak dan die welke was meegezonden met het beroepschrift.
De Raad concludeert dat het hoger beroep te laat is ingediend en dat er geen verschoonbare redenen zijn voor deze termijnoverschrijding. Bovendien kon de appellant niet aantonen wat zijn belang was bij het hoger beroep tegen de meegezonden uitspraak, die al ongegrond was verklaard. Hierdoor werd het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
De uitspraak van de rechtbank blijft in stand, en er wordt een griffierecht van € 409,-- opgelegd aan de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De Raad achtte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb, wat betreft de kostenveroordeling.