1.4.Tijdens de beroepsprocedure bij de rechtbank heeft CIZ het besluit van 22 augustus 2013 (bestreden besluit II) genomen. Daarbij is bestreden besluit I ingetrokken. De aan appellant voor de periode van 6 november 2012 tot en met 5 november 2014 verleende indicaties voor Behandeling Groep, klasse 6, en Begeleiding Individueel, klasse 2, zijn daarbij gehandhaafd, maar de indicatie voor Persoonlijke Verzorging is, met inachtneming van een overgangstermijn van zes weken, per 4 september (lees: oktober) 2013 verlaagd van klasse 3 naar klasse 2 (2 tot 3,9 uur per week). Volgens CIZ valt veel van de benodigde begeleiding onder de gebruikelijke zorg van ouders voor hun kinderen van 3 tot 5 jaar, maar is er, vanwege de door de medisch adviseur vastgestelde ernstige beperkingen bij de sociale redzaamheid en matige beperkingen bij het psychisch functioneren, enige extra ondersteuning aangewezen. Deze extra begeleidingsbehoefte wordt door CIZ vastgesteld op 30 minuten per etmaal (3 uur en 30 minuten per week). Verder is appellant volgens CIZ aangewezen op 2 uur en 59 (lees: 3 uur en 34) minuten per week Persoonlijke Verzorging. CIZ is hiertoe gekomen door op de gehanteerde normtijden voor de verschillende zorghandelingen een aftrek toe te passen voor gebruikelijke zorg en bij de berekening van de benodigde zorgtijd rekening te houden met samenvallende zorgactiviteiten en met zorghandelingen die al plaatsvinden tijdens de behandeling in groepsverband.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen bestreden besluit I
niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen bestreden besluit II ongegrond verklaard. Ten aanzien van bestreden besluit II heeft de rechtbank, samengevat en voor zover nog van belang, het volgende overwogen. De rechtbank is van oordeel dat het advies van de medisch adviseur, waarop CIZ de indicatiestelling heeft gebaseerd, zorgvuldig tot stand is gekomen en dat appellant geen medisch objectiveerbare gegevens heeft overgelegd waaruit blijkt dat dit advies onjuist is. Niet gebleken is dat het onjuist of onredelijk is dat CIZ voor de benodigde zorgtijd voor Persoonlijke Verzorging is uitgegaan van normtijden en daarbij rekening heeft gehouden met de gebruikelijke zorg van ouders aan een kind van 3 tot 5 jaar. Voor wat betreft de omvang van Begeleiding Individueel overweegt de rechtbank dat CIZ deze conform het bepaalde in bijlage 6 van de Beleidsregels indicatiestelling AWBZ heeft vastgesteld en dat dit beleid niet onredelijk is.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen het oordeel van de rechtbank over bestreden besluit II gekeerd. Daarbij heeft hij aangevoerd dat het advies van de medisch adviseur van CIZ van 25 januari 2013, waarop bestreden besluit II is gebaseerd, onzorgvuldig tot stand is gekomen. Hierdoor is zijn zorgbehoefte onjuist vastgesteld en is hem een te lage indicatie verleend voor Persoonlijke Verzorging en Begeleiding Individueel. In de problemen die zich voordoen bij het wassen, aan- en uitkleden, in en uit bed gaan, luiers verwisselen, eten en drinken en persoonlijke zorg voor tanden, haren, nagels en huid had CIZ aanleiding moeten zien om van de geldende normtijden bij Persoonlijke Verzorging af te wijken of daarbij geen of minder aftrek wegens gebruikelijke zorg toe te passen. De indicatie voor Begeleiding Individueel is volgens appellant onjuist, omdat CIZ onvoldoende rekening heeft gehouden met de continue begeleiding en het directe toezicht dat hij nodig heeft. Appellant heeft verzocht om hem een schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente toe te kennen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.