ECLI:NL:CRVB:2016:4084
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake vergoeding bij te late beslissing door het Uwv
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake een vergoeding voor een te late beslissing. Appellant had op 22 februari 2015 een formulier 'Melding te late beslissing' ingediend bij het Uwv, waarin hij stelde dat het Uwv niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een ZW-uitkering, die hij had ingediend op 28 oktober 2009. Het Uwv weigerde echter de vergoeding, omdat de melding te laat was ontvangen en de beslissing op de aanvraag om een WW-uitkering al was genomen. De rechtbank Limburg verklaarde het beroep van appellant ongegrond, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Uwv terecht geen dwangsom heeft verbeurd, omdat er geen sprake was van een te late beslissing op de aanvraag. De Raad stelt vast dat appellant met zijn aanvraag van 28 oktober 2009 een WW-uitkering heeft aangevraagd en niet expliciet om een ZW-uitkering heeft verzocht. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en concludeert dat het Uwv niet in gebreke is gesteld, aangezien er geen aanvraag voor een ZW-uitkering was. De beslissing van de rechtbank wordt bevestigd en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.