Uitspraak
9 oktober 2015, 15/1167 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Betrokkene, een vreemdeling, had geen aanspraak op voorzieningen, verstrekkingen en uitkeringen op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Het college had de aanvraag van betrokkene als een aanvraag om opvang onder de Wmo aangemerkt en deze afgewezen op 27 oktober 2014. Het bezwaar van betrokkene tegen deze afwijzing werd door het college ongegrond verklaard in een besluit van 3 februari 2015.
De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond, vernietigde het besluit van het college en bepaalde dat betrokkene recht had op maatschappelijke opvang. Zowel betrokkene als het college gingen in hoger beroep tegen deze uitspraak. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de beroepsgrond van het college, dat de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak van Wmo-opvang doet vervallen, slaagde. De Raad concludeerde dat de opvang in een VBL voldoende is en dat dit de noodzaak voor Wmo-opvang wegneemt. Hierdoor werd de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van betrokkene ongegrond verklaard. De Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.