ECLI:NL:CRVB:2016:4078

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 oktober 2016
Publicatiedatum
26 oktober 2016
Zaaknummer
15/7248 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag maatschappelijke opvang op grond van de Wmo en de rol van Vrijheidsbeperkende Locaties

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang door een vreemdeling, die geen aanspraak had op voorzieningen op basis van de Vreemdelingenwet 2000. De aanvraag was ingediend op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en was door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam afgewezen. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het college opgedragen om maatschappelijke opvang te bieden. Echter, het college ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak van Wmo-opvang doet vervallen. De Raad heeft zich gebaseerd op eerdere uitspraken en heeft geconcludeerd dat de opvang in een VBL voldoende is om te voldoen aan de internationale verplichtingen om opvang te bieden. Hierdoor is de afwijzing van de aanvraag door het college gerechtvaardigd. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De uitspraak benadrukt de rol van VBL's in het sociale zekerheidsrecht en de afwegingen die gemaakt moeten worden bij aanvragen voor maatschappelijke opvang.

Uitspraak

15/7248 WMO, 15/7513 WMO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
9 oktober 2015, 15/1788 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[betrokkene] (betrokkene)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens betrokkene heeft mr. J. Klaas, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft hoger beroep ingesteld.
De zaken 15/6739, 15/6988, 15/6744, 15/6984, 15/6746, 15/6962, 15/6808, 15/7412, 15/6820, 15/7280, 15/6823, 15/7265, 15/6825, 15/7214, 15/6828, 15/7270, 15/7213, 15/6830, 15/6854, 15/7274, 15/7030, 15/7033, 15/7084, 15/7304, 15/7103, 15/7263, 15/7106, 15/7292, 15/7107, 15/7288, 15/7120, 15/7294, 15/7121, 15/7308, 15/7122, 15/7286, 15/7123, 15/7282, 15/7124, 15/7259, 15/7125, 15/7287, 15/7126, 15/7312, 15/7127, 15/7313, 15/7128, 15/7309, 15/7164, 15/7290, 15/7165, 15/7302, 15/7167, 15/7306, 15/7239, 15/7508, 15/7248, 15/7513, 15/7234, 15/7317, 15/7318, 15/7338, 15/7254, 15/7325, 15/7255, 15/7497, 15/7258 en 15/7490 zijn voor gevoegde behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 17 augustus 2016. Partijen zijn, met bericht, niet verschenen. Na de zitting zijn de zaken weer gesplitst.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Betrokkene is een vreemdeling als bedoeld in de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) die, op grond van het in de artikelen 10 en 11 van de Vw 2000 opgenomen koppelingsbeginsel, ten tijde hier van belang geen aanspraak had op voorzieningen, verstrekkingen en uitkeringen.
1.2.
Het college heeft de aanvraag van betrokkene aangemerkt als aanvraag om opvang als bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en deze aanvraag bij besluit van
3 november 2014 afgewezen.
1.3.
Bij besluit van 2 maart 2015 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 3 november 2014 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, het besluit van 3 november 2014 herroepen en bepaald dat betrokkene recht heeft op maatschappelijke opvang op grond van de Wmo overeenkomstig de bed-bad-broodvoorziening.
3. Betrokkene en het college hebben hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De beroepsgrond van het college dat de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak van Wmo-opvang doet vervallen, slaagt. Zoals de Raad in zijn uitspraak van 26 november 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3803, heeft overwogen mag ervan worden uitgegaan dat een vreemdeling als betrokkene van de opvang in een VBL gebruik kan maken, dat de opvang in een VBL in het algemeen aangemerkt kan worden als een voldoende voorziening in het bieden van opvang en dat met plaatsing in een VBL voldoende invulling wordt gegeven aan de uit het internationaal recht voortvloeiende positieve verplichting opvang te bieden. Daarmee is de opvang in een VBL een aan de Wmo voorliggende voorziening die de noodzaak van opvang op grond van die wet wegneemt.
4.2.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep van het college slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt. Aan een beoordeling van de andere gronden van de hoger beroepen van het college en betrokkene wordt niet toegekomen. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen zal de Raad het beroep ongegrond verklaren.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van M.S.E.S. Umans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 oktober 2016.
(getekend) H.J. de Mooij
(getekend) M.S.E.S. Umans

RB