Uitspraak
2 oktober 2015, 14/7772 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Betrokkene, een vreemdeling, had geen aanspraak op voorzieningen, verstrekkingen en uitkeringen op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Het college had de aanvraag van betrokkene afgewezen, waarna betrokkene in beroep ging. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en herstelde het besluit van het college, waardoor betrokkene recht kreeg op maatschappelijke opvang.
Het college ging in hoger beroep tegen deze uitspraak, stellende dat de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak van Wmo-opvang doet vervallen. De Raad heeft overwogen dat de opvang in een VBL in het algemeen kan worden aangemerkt als een voldoende voorziening voor opvang en dat vreemdelingen in een VBL gebruik kunnen maken van deze opvang. De Raad concludeert dat de opvang in een VBL een aan de Wmo voorliggende voorziening is, waardoor de noodzaak voor Wmo-opvang wegvalt.
De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep ongegrond, zonder aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, met M.S.E.S. Umans als griffier, en is openbaar uitgesproken op 26 oktober 2016.