Uitspraak
2 oktober 2015, 14/7395 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang door een vreemdeling, die geen aanspraak kon maken op voorzieningen op basis van de Vreemdelingenwet 2000. De aanvraag was ingediend op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en was door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam afgewezen. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het college opgedragen om maatschappelijke opvang te bieden. Het college ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak van Wmo-opvang doet vervallen. De Raad verwijst naar een eerdere uitspraak waarin is vastgesteld dat vreemdelingen gebruik kunnen maken van opvang in een VBL, en dat deze opvang in het algemeen als voldoende wordt beschouwd. Hierdoor concludeert de Raad dat de opvang in een VBL de noodzaak voor Wmo-opvang wegneemt. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep ongegrond, zonder in te gaan op andere gronden van de hoger beroepen.
De uitspraak benadrukt de rol van VBL's in het bieden van opvang aan vreemdelingen en de juridische implicaties van de Wmo in relatie tot deze voorzieningen. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.