Uitspraak
2 oktober 2015, 15/485 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Betrokkene, een vreemdeling, had geen aanspraak op voorzieningen, verstrekkingen en uitkeringen op basis van de Vreemdelingenwet 2000. Het college had de aanvraag van betrokkene afgewezen op 29 augustus 2014, en dit besluit werd later door het college zelf in een bestreden besluit van 14 januari 2015 gehandhaafd.
De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond en oordeelde dat betrokkene recht had op maatschappelijke opvang. Zowel betrokkene als het college gingen in hoger beroep tegen deze uitspraak. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen de rol van de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) belicht. De Raad concludeert dat de VBL een voorliggende voorziening is die de noodzaak van Wmo-opvang voor vreemdelingen als betrokkene wegneemt. Dit is in lijn met eerdere uitspraken van de Raad, waarin werd vastgesteld dat vreemdelingen gebruik kunnen maken van opvang in een VBL.
Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van het college gegrond verklaard, de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van betrokkene ongegrond verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.