Uitspraak
6 oktober 2015, 15/232 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang door een vreemdeling, die geen aanspraak kon maken op voorzieningen op basis van de Vreemdelingenwet 2000. De aanvraag was ingediend op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en was eerder door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam afgewezen. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het college opgedragen om maatschappelijke opvang te bieden.
De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak voor Wmo-opvang wegneemt. De Raad verwijst naar een eerdere uitspraak waarin is vastgesteld dat vreemdelingen gebruik kunnen maken van opvang in een VBL, wat als een voldoende voorziening wordt beschouwd. Hierdoor komt de Raad tot de conclusie dat het hoger beroep van het college slaagt en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd moet worden. De Raad verklaart het beroep van de vreemdeling ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag voor maatschappelijke opvang door het college in stand blijft.