Uitspraak
2 oktober 2015, 15/223 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Betrokkene, een vreemdeling, had geen aanspraak op voorzieningen, verstrekkingen en uitkeringen op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Het college had de aanvraag van betrokkene afgewezen, waarbij het bezwaar van betrokkene tegen deze afwijzing ook ongegrond werd verklaard.
De rechtbank had in een eerdere uitspraak het beroep van betrokkene tegen het besluit van het college gegrond verklaard en bepaald dat betrokkene recht had op maatschappelijke opvang. Zowel betrokkene als het college hebben hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen de beroepsgrond van het college dat de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is, die de noodzaak van Wmo-opvang doet vervallen, als slaand beoordeeld. De Raad heeft overwogen dat een vreemdeling als betrokkene gebruik kan maken van de opvang in een VBL, en dat deze opvang in het algemeen kan worden aangemerkt als een voldoende voorziening.
De Raad heeft geconcludeerd dat de opvang in een VBL een aan de Wmo voorliggende voorziening is, waardoor de noodzaak van opvang op grond van de Wmo wegvalt. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd en het beroep van betrokkene is ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.