Uitspraak
18 september 2015, 14/7653 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had de aanvraag van een vreemdeling om maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) afgewezen. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het college opgedragen om de aanvraag alsnog te honoreren. Het college ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak van Wmo-opvang doet vervallen. De Raad heeft zich gebaseerd op eerdere jurisprudentie waarin werd vastgesteld dat vreemdelingen gebruik kunnen maken van opvang in een VBL, en dat deze opvang in het algemeen als voldoende kan worden aangemerkt. Hierdoor is de opvang in een VBL een voorziening die de verplichting tot het bieden van opvang op grond van de Wmo wegneemt.
De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep van het college slaagt en dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd moet worden. De Raad heeft het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag om maatschappelijke opvang door het college in stand blijft. De uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, met M.S.E.S. Umans als griffier, en is openbaar uitgesproken op 26 oktober 2016.