Uitspraak
25 september 2015, 14/8287 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Betrokkene, een vreemdeling, had geen aanspraak op voorzieningen, verstrekkingen en uitkeringen op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Het college had de aanvraag van betrokkene afgewezen, waarna betrokkene in beroep ging tegen deze afwijzing. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en oordeelde dat betrokkene recht had op maatschappelijke opvang. Zowel betrokkene als het college gingen in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak van Wmo-opvang doet vervallen. De Raad verwijst naar een eerdere uitspraak waarin is overwogen dat vreemdelingen gebruik kunnen maken van opvang in een VBL, wat in het algemeen als een voldoende voorziening wordt aangemerkt. De Raad concludeert dat de opvang in een VBL de noodzaak van opvang op grond van de Wmo wegneemt. Hierdoor slaagt het hoger beroep van het college, en wordt de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd. De Raad verklaart het beroep ongegrond, zonder aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.