Uitspraak
29 september 2015, 14/7152 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
5 augustus 2014 afgewezen.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Betrokkene, een vreemdeling, had geen aanspraak op voorzieningen, verstrekkingen en uitkeringen op basis van de Vreemdelingenwet 2000. Het college had de aanvraag van betrokkene op 5 augustus 2014 afgewezen, wat later door het college werd bevestigd in een bestreden besluit op 28 oktober 2014. De rechtbank had het beroep van betrokkene tegen dit besluit gegrond verklaard, maar het college ging in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak van Wmo-opvang doet vervallen. De Raad verwijst naar een eerdere uitspraak waarin is vastgesteld dat vreemdelingen gebruik kunnen maken van opvang in een VBL, en dat deze opvang in het algemeen als voldoende kan worden aangemerkt. De Raad concludeert dat de opvang in een VBL voldoet aan de internationale verplichtingen om opvang te bieden, en dat dit de noodzaak voor Wmo-opvang wegneemt.
Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van het college gegrond verklaard, de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van betrokkene ongegrond verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.