Uitspraak
18 september 2015, 14/8423 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De betrokkene, een vreemdeling, had zijn aanvraag om opvang ingediend, maar deze was afgewezen op 31 juli 2014. Het college stelde dat de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak voor Wmo-opvang wegneemt. De Raad heeft in eerdere uitspraken vastgesteld dat vreemdelingen gebruik kunnen maken van de opvang in een VBL, en dat deze opvang in het algemeen als voldoende wordt beschouwd. De Raad oordeelde dat de betrokkene niet tot de VBL was toegelaten, maar dat dit niet leidde tot een ander oordeel over de afwijzing van de Wmo-aanvraag. De Raad benadrukte dat de beoordeling van de rechtmatigheid van de voorwaarden voor toelating tot de VBL voorbehouden is aan de staatssecretaris en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van het college gegrond verklaard en de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd, waarbij het beroep van de betrokkene ongegrond werd verklaard.