Uitspraak
15 september 2015, 14/6667 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
4 juli 2014 afgewezen.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang door een vreemdeling, die geen aanspraak kon maken op voorzieningen op basis van de Vreemdelingenwet 2000. De aanvraag was ingediend op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en was door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam afgewezen. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het college opgedragen om maatschappelijke opvang te bieden. Het college ging in hoger beroep, stellende dat de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak van Wmo-opvang doet vervallen. De Raad heeft in zijn overwegingen bevestigd dat de opvang in een VBL als voldoende kan worden aangemerkt en dat deze opvang voldoet aan de internationale verplichtingen om opvang te bieden. De Raad oordeelde dat het hoger beroep van het college slaagde, waardoor de eerdere uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep ongegrond werd verklaard. De uitspraak benadrukt de rol van VBL's in de context van maatschappelijke opvang en de toepassing van de Wmo.