ECLI:NL:CRVB:2016:4044

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 oktober 2016
Publicatiedatum
25 oktober 2016
Zaaknummer
16/115 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijzondere bijstand kosten bewindvoerder wegens te late aanvraag

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering, ingediend door de bewindvoerder van appellante. De aanvraag betrof kosten over de periode van 16 februari 2014 tot en met 31 december 2014 en was door het college van burgemeester en wethouders van Heerlen afgewezen omdat deze te laat was ingediend. De aanvraag was op 2 maart 2015 ontvangen, terwijl de termijn voor indiening op 1 maart 2015 eindigde, volgens de Beleidsregel Bijzondere Bijstand van de gemeente Heerlen.

De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat de aanvraag tijdig per post was verzonden. De Raad oordeelde echter dat appellante niet kon aantonen dat de aanvraag voor de deadline was verzonden. De Raad bevestigde dat het uitgangspunt is dat aanvragen voor bijstand tijdig moeten worden ingediend en dat de bewindvoerder verantwoordelijk is voor de tijdige indiening.

De Raad concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op de regel rechtvaardigden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door A.B.J. van der Ham, in tegenwoordigheid van griffier A. Stuut.

Uitspraak

16/115 PW
Datum uitspraak: 25 oktober 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van
11 december 2015, 15/2392 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Heerlen (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. S.X.J. Zuidema, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het college heeft op verzoek van de Raad een nadere uiteenzetting gegeven en een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 september 2016. Namens appellante, daartoe ambtshalve opgeroepen, is mr. L.M.E. Embregts verschenen, kantoorgenoot van
mr. Zuidema. Het college, eveneens daartoe ambtshalve opgeroepen, heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Bartels.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
De bewindvoerder van appellante heeft namens haar een aanvraag om bijzondere bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend voor de kosten van bewindvoering over de periode van 16 februari 2014 tot en met 31 december 2014. Bij besluit van 18 mei 2015 heeft het college de aanvraag afgewezen op de grond dat de aanvraag te laat is ingediend.
1.2.
Bij besluit van 24 juni 2015 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 18 mei 2015 ongegrond verklaard. De besluitvorming berust op de overwegingen dat het een aanvraag met terugwerkende kracht betreft en dat op grond van buitenwettelijk begunstigend beleid het mogelijk is om aanvragen om bijzondere bijstand in te dienen tot
1 maart na het kalenderjaar waarin de kosten zich hebben voorgedaan, doch dat de aanvraag te laat is ingediend, omdat het college de aanvraag op 2 maart 2015 heeft ontvangen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank, samengevat, overwogen dat het beroep van appellante op de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding gelet op het beoordelingskader bij buitenwettelijk begunstigend beleid geen doel kan treffen.
3. In hoger beroep heeft appellante zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 15 mei 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BA6875) vloeit uit artikel 43, eerste lid, van de WWB voort dat in beginsel geen recht op bijstand bestaat voor kosten die zijn opgekomen voor de datum waarop de aanvraag om bijstand is ingediend. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken indien bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen. Anders dan appellante heeft aangevoerd, vormt het gegeven dat de bewindvoerder de aanvraag namens haar heeft ingediend niet een zodanige omstandigheid. Voor zover de aanvraag niet tijdig is ingediend, moet dit voor rekening van de bewindvoerder en daarmee voor rekening en risico van appellante worden gelaten. Het gegeven dat andere jaren wel bijzondere bijstand is verleend voor deze kosten levert evenmin een bijzondere omstandigheid op.
4.2.
Appellante heeft gesteld dat de aanvraag voor 1 maart 2015 per post is verzonden en daarmee wel tijdig is ingediend. Deze stelling houdt geen stand. Ingevolge artikel 2 van de Beleidsregel Bijzondere Bijstand van de gemeente Heerlen kunnen aanvragen tot 1 maart na het kalenderjaar waarin de kosten gemaakt zijn, worden ingediend. Het ligt op de weg van appellante als aanvrager van bijstand aannemelijk te maken dat zij de aanvraag tijdig heeft ingediend. De aanvraag is op 2 maart 2015, een maandag, door het college afgestempeld. Deze datum geldt als uitgangspunt voor de datum van ontvangst. Een stempel van de posterijen ontbreekt, aangezien het college niet beschikt over een envelop. Appellante kan niet aannemelijk maken dat de aanvraag voor zondag 1 maart 2015 in de brievenbus van het college is gedeponeerd. Anders dan appellante heeft gesteld, is het niet zo dat de op maandag geleegde brievenbus brieven moet bevatten die niet later dan zaterdag 28 februari 2015 zijn bezorgd. Hierbij is van belang dat bij de gemeente, anders dan bij particulieren, ook op maandag post wordt bezorgd, zoals het college heeft meegedeeld. Niet uit te sluiten valt dat de aanvraag pas op zondag 1 maart 2015, dat wil zeggen te laat, is gepost.
4.3.
Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, is bij buitenwettelijk begunstigend beleid de vraag of bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht aanwezig zijn niet aan de orde.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.B.J. van der Ham, in tegenwoordigheid van A. Stuut als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 oktober 2016.
(getekend) A.B.J. van der Ham
De griffier is verhinderd te ondertekenen.

HD