In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant, vertegenwoordigd door mr. M.F. Vermaat, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Ede, die hem een eigen bijdrage had opgelegd voor het gebruik van een kortingspas voor collectief vervoer op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het college bevoegd was om een eigen bijdrage op te leggen. De Raad heeft vastgesteld dat het systeem van collectief vervoer in de gemeente Ede, waarbij Wmo-gerechtigden gebruik kunnen maken van een kortingspas, niet in strijd is met de Wmo. De Raad heeft daarbij overwogen dat de eigen bijdrage die aan de appellant is opgelegd, niet meer bedraagt dan de kostprijs van de voorziening voor de gemeente. De Raad heeft de argumenten van de appellant, dat de reisbijdrage als eigen bijdrage moet worden aangemerkt, verworpen. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd, maar het college veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die zijn begroot op € 2.232,-. Tevens is bepaald dat het college het griffierecht van in totaal € 166,- aan de appellant moet vergoeden.