ECLI:NL:CRVB:2016:4018

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 oktober 2016
Publicatiedatum
24 oktober 2016
Zaaknummer
14-2104 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van eigen bijdrage voor vervoersvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning in de gemeente Ede

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant, vertegenwoordigd door mr. M.F. Vermaat, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Ede, die hem een eigen bijdrage had opgelegd voor het gebruik van een kortingspas voor collectief vervoer op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het college bevoegd was om een eigen bijdrage op te leggen. De Raad heeft vastgesteld dat het systeem van collectief vervoer in de gemeente Ede, waarbij Wmo-gerechtigden gebruik kunnen maken van een kortingspas, niet in strijd is met de Wmo. De Raad heeft daarbij overwogen dat de eigen bijdrage die aan de appellant is opgelegd, niet meer bedraagt dan de kostprijs van de voorziening voor de gemeente. De Raad heeft de argumenten van de appellant, dat de reisbijdrage als eigen bijdrage moet worden aangemerkt, verworpen. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd, maar het college veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die zijn begroot op € 2.232,-. Tevens is bepaald dat het college het griffierecht van in totaal € 166,- aan de appellant moet vergoeden.

Uitspraak

14/2104 WMO
Datum uitspraak: 19 oktober 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
13 maart 2014, 13/5547 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Ede (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.F. Vermaat, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 september 2015, waar appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Vermaat. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Klok.
De Raad heeft het onderzoek heropend voor het stellen van nadere vragen aan het college. Het college heeft bij brief van 26 mei 2016 de vragen beantwoord. Appellant heeft hier desgevraagd bij brief van 21 juni 2016 op gereageerd. Het college heeft bij brief van
28 juni 2016 op de brief van appellant een reactie gegeven.
Partijen hebben toestemming gegeven voor het achterwege laten van een nadere zitting, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Het college heeft aan appellant op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) aanspraak op een vervoersvoorziening verleend. Appellant beschikt hierdoor over een kortingspas, waarmee hij tegen een aan de vervoerder te betalen tarief van € 0,55 per zone (in 2013) met de regiotaxi kan reizen.
1.2.
Bij besluit van 25 februari 2013 heeft het college aan appellant per 1 juni 2013 een eigen bijdrage opgelegd, waarvan het maximum is bepaald op € 1,45 per zone (in 2013).
1.3.
Het door appellant tegen dit besluit gemaakte bezwaar heeft het college bij besluit van
9 juli 2013 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het college bevoegd was om een eigen bijdrage op te leggen. De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat een vervoersvoorziening in de vorm van een kortingspas een individuele voorziening in natura is en niet kan worden beschouwd als een financiële tegemoetkoming. Het aan de vervoerder te betalen zonetarief maakt geen deel uit van de door het college verstrekte voorziening, omdat het zonetarief in rekening wordt gebracht door de vervoerder zelf. De aanspraak op een voorziening moet worden onderscheiden van de daadwerkelijke realisering van die aanspraak. Het aan de vervoerder verschuldigde zonetarief staat daarom niet in de weg aan het opleggen van een eigen bijdrage voor de kosten die het college moet maken voor de verstrekte vervoersvoorziening (kortingspas). Gelet op wat het college in het verweerschrift bij de rechtbank heeft uiteengezet, heeft de rechtbank geoordeeld dat de opgelegde eigen bijdrage ruim onder de kostprijs is gebleven.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep, op hierna te bespreken gronden, tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ten tijde van belang luidde de relevante wet- en regelgeving als volgt.
4.1.1.
Artikel 15 van de Wmo, voor zover hier van belang, bepaalt:
“1. De gemeenteraad kan bij verordening bepalen dat een persoon van 18 jaren of ouder aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend, voor zover die ondersteuning bestaat uit het verlenen van een individuele voorziening in natura of een persoonsgebonden budget waaronder de vergoeding voor een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 en niet bestaat uit een aan hem verleende financiële tegemoetkoming, een eigen bijdrage is verschuldigd.
2. De hoogte van de eigen bijdrage kan voor de verschillende soorten van maatschappelijke ondersteuning verschillend worden vastgesteld en mede afhankelijk gesteld worden van het inkomen en vermogen van degene aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend en van zijn echtgenoot.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de eigen bijdrage.
4. (…).”
4.1.2.
Artikel 16 van de Wmo luidt:
“Een eigen bijdrage wordt vastgesteld en geïnd door het CAK.”
4.1.3.
Artikel 13, vierde lid, van de Verordening individuele voorzieningen Wmo Ede 2013 (Verordening) luidt:
“4. Als met het collectief vervoer van deur tot deur het resultaat kan worden bereikt komt belanghebbende in aanmerking voor een individuele voorziening in de vorm van een kortingspas. Met deze kortingspas kan belanghebbende tegen een gereduceerd tarief reizen met het collectief vervoer. Per zone is een door het college in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Ede vast te leggen bedrag verschuldigd.”
4.1.4.
Artikel 21, eerste lid, van de Verordening, voor zover van belang, luidt:
“(…) Aan belanghebbende, die gebruik maakt van een kortingspas voor het collectief vervoer kan, naast de zoneprijs en de aanschafkosten van de kaart, een eigen bijdrage worden opgelegd in de kosten van het collectief vervoer die ten laste van de gemeente blijven.”
4.1.5.
Artikelen 6.1, 6.3, en 6.4 van het Besluit Maatschappelijke Ondersteuning Gemeente Ede (Besluit) luiden, voor zover van belang:
“6.1. Voor het reizen met de regiotaxi met een toegekende kortingspas, als bedoeld in artikel 13, lid 4, van de Verordening individuele voorzieningen Wmo Ede 2013 is voor een rit een tarief verschuldigd dat gebaseerd is op de prijs die in het reguliere openbaar vervoer wordt gehanteerd.
6.3.
Naast het vaste tarief per zone en aanschafkosten van de kortingspas betaalt belanghebbende een eigen bijdrage (gebaseerd op het inkomen en vermogen) in de kosten die ten laste van de gemeente blijven. Het college stelt deze kosten op een bedrag van € 1,45 per zone.
6.4.
Belanghebbende kan maximaal per kalenderjaar negenhonderd zones met het collectief aangepaste vervoer reizen tegen het tarief als bedoeld in het eerste lid. (…)”
4.2.
Aan de hand van de stukken en het verhandelde ter zitting begrijpt de Raad het vervoerssysteem van het collectief vervoer in de gemeente Ede aldus. Een reiziger die in de gemeente Ede gebruik maakt van de regiotaxi betaalt tenminste een zonetarief van € 2,- aan de vervoerder. Indien deze reiziger aanspraak heeft op een vervoersvoorziening op grond van de Wmo en hij hierdoor beschikt over een kortingspas, betaalt de reiziger aan de vervoerder geen € 2,-, maar een gereduceerd tarief van € 0,55 per zone (in 2013). Dat is gelijk aan de kosten van het openbaar vervoer per bus. Ook deze zijn € 0,55 per zone.
4.3.
In zijn brief met bijlagen van 26 mei 2016 heeft het college onderbouwd uiteengezet dat gelet op het zonebudget van 900 zones, genoemd in artikel 6.4 van het Besluit, met de kortingspas ongeveer 3.000 leefkilometers per jaar kan worden gereisd. Een zone beslaat ongeveer vijf kilometer en op basis van ervaringscijfers gaat het college ervan uit dat een rit gemiddeld drie zones beslaat. Uitgaande van een opstapzone per rit, blijven er 600 zones over waarmee vijf kilometer kan worden gereisd, in totaal 3.000 kilometer. Het college heeft toegelicht dat in de gemeente Ede de gebruiker van een kortingspas nooit meer betaalt dan € 2,- per zone. Dat bedrag bestaat uit € 0,55 aan reisbijdrage en maximaal € 1,45 aan eigen bijdrage per zone. Ook heeft het college in genoemde brief onderbouwd uiteengezet hoeveel de kostprijs per declarabele zone bedraagt en dat na aftrek van de bijdrage door de provincie en de reisbijdrage van de reiziger, nog een bedrag van € 2,62 voor de gemeente resteert. Bij dit bedrag heeft het college overige kosten die voor rekening van de gemeente blijven, zoals het beheerbureau en het callcenter, niet meegerekend. Verder heeft het college toegelicht dat de databeheerder van de regiotaxi eenmaal per vier weken achteraf een bestand naar de gemeente stuurt met het aantal declarabele zones per reiziger over de afgelopen vier weken, vermenigvuldigd met het bedrag aan eigen bijdrage dat de gemeente per zone in rekening wil brengen aan de Wmo-gerechtigde. De gemeente controleert het vierwekelijkse bestand en stuurt dit naar CAK voor de inning van de eigen bijdrage.
4.4.
De toekenning van de mogelijkheid tot het gebruik van de kortingspas door het college ter compensatie van een persoon met beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen betreft een individuele voorziening in natura op grond van de Wmo. Het college is op grond van artikel 15 van de Wmo in verbinding met artikel 21 van de Verordening bevoegd hiervoor een eigen bijdrage op te leggen, die door CAK wordt vastgesteld en geïnd.
4.5.
Het in de gemeente Ede ingevoerde systeem van collectief vervoer met een kortingspas voor Wmo-gerechtigden zoals dat steunt op de bij 4.1 genoemde wet- en regelgeving en zoals dat nader is toegelicht bij 4.2 en 4.3 is niet in strijd met de Wmo. Wel dient bij dit systeem, gelet op de uitspraak van de Raad van 29 mei 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:CA1448, in acht te worden genomen dat de eigen bijdrage voor de betrokkene niet meer bedraagt dan de kostprijs van de voorziening voor de gemeente. Hier is aan voldaan, nu de eigen bijdrage voor betrokkene € 1,45 per zone is, terwijl de kostprijs van de voorziening voor de gemeente € 2,62 per zone bedraagt. Het standpunt van appellant dat de reisbijdrage al de eigen bijdrage is, treft geen doel. Het beroep dat appellant in dit verband heeft gedaan op de uitspraak van de Raad van 26 november 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BK4611, maakt het voorgaande niet anders, aangezien in genoemde uitspraak alleen sprake is van een reisbijdrage en niet van een eigen bijdrage. Ook is het niet zo dat in deze uitspraak de reisbijdrage als eigen bijdrage is aangemerkt.
4.6.
Het standpunt van appellant dat een persoon met beperkingen voor het collectieve vervoer niet meer moet betalen dan voor het openbaar vervoer, omdat de persoon met beperkingen geen alternatief heeft, vindt geen steun in de wet en wordt dan ook niet gevolgd.
4.7.
Appellant heeft terecht aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte het college is gevolgd in zijn standpunt dat voldoende inzicht is gegeven in de kostprijs van de voorziening. Deze grond leidt niet tot een vernietiging van de aangevallen uitspraak omdat dit inzicht door het college in hoger beroep met de brief met bijlagen van 26 mei 2016 alsnog is gegeven.
4.8.
Uit het voorgaande volgt dat de aangevallen uitspraak, met verbetering van gronden, voor bevestiging in aanmerking komt.
5. De Raad ziet in wat in 4.7 is overwogen aanleiding het college te veroordelen in de proceskosten van appellant. Deze kosten worden voor rechtsbijstand begroot op € 992,- in beroep en op € 1.240,- in hoger beroep.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • bevestigt de aangevallen uitspraak;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 2.232,-;
  • bepaalt dat het college aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 166,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en D.S. de Vries en L.M. Tobé als leden, in tegenwoordigheid van M.S.E.S. Umans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2016.
(getekend) R.M. van Male
(getekend) M.S.E.S. Umans

SS