Uitspraak
15.5382 WWB
OVERWEGINGEN
€ 27.989,08 van appellante teruggevorderd.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) van appellante, die sinds 28 september 2011 bijstand ontving. Naar aanleiding van een anonieme tip dat appellante niet op het opgegeven uitkeringsadres woonde, heeft de gemeente Leeuwarden een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek omvatte dossieronderzoek, waarnemingen en huisbezoeken. De bevindingen leidden tot de conclusie dat appellante in de periode van 28 september 2011 tot en met 28 februari 2014 feitelijk niet op het uitkeringsadres woonde.
Het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden heeft daarop de bijstand met terugwerkende kracht ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd. Appellante heeft in hoger beroep betwist dat zij niet op het uitkeringsadres woonde, maar de Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat de onderzoeksbevindingen voldoende grondslag bieden voor de conclusie dat appellante haar wettelijke inlichtingenverplichting heeft geschonden door niet te melden dat zij niet op het uitkeringsadres woonde. De Raad heeft daarbij ook de omstandigheden van het huisbezoek en de verklaringen van getuigen in aanmerking genomen.
De uitspraak bevestigt dat het college gerechtigd was om de bijstand in te trekken en de kosten terug te vorderen, en dat appellante niet in staat was om aan te tonen dat de vooronderstelling van niet-wonen op het uitkeringsadres niet op haar van toepassing was. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.