ECLI:NL:CRVB:2016:3980

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 oktober 2016
Publicatiedatum
19 oktober 2016
Zaaknummer
15/4661 TW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering onverschuldigd betaalde toeslag en de gevolgen voor de gezondheid van de appellant

In deze zaak gaat het om de terugvordering van onverschuldigd betaalde toeslag door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) aan appellant, die lijdt aan asbestkanker. De Centrale Raad van Beroep heeft op 14 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat de medische situatie van appellant en de financiële onzekerheid niet voldoende waren om de terugvordering te blokkeren. Appellant had in bezwaar tegen het besluit van het Uwv aangevoerd dat hij door zijn ziekte niet in staat was het onverschuldigd betaalde bedrag van € 6.460,46 terug te betalen. Het Uwv had echter geconcludeerd dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, en de rechtbank onderschreef deze conclusie. In hoger beroep handhaafde appellant zijn eerdere gronden, maar de Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de overwegingen van de rechtbank volledig werden onderschreven. De Raad concludeerde dat er geen medische gegevens waren die de terugvordering onaanvaardbaar zouden maken voor de gezondheid van appellant. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

15/4661 TW
Datum uitspraak: 14 oktober 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
27 mei 2015, 14/6192 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M. Tracey hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft gevoegd met zaak 14/4127 plaatsgevonden op 2 september 2016. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Tracey. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Sluijs. Na de behandeling ter zitting zijn de zaken weer gesplitst.

OVERWEGINGEN

1.1.
Voor de feiten waarvan bij de oordeelsvorming wordt uitgegaan wordt verwezen naar de uitspraak van de Raad in de zaak 14/4127. Hier wordt volstaan met het volgende.
1.2.
Bij besluit van 5 september 2011 heeft het Uwv aan appellant met ingang van 7 juni 2010 op voorschotbasis een toeslag op grond van de Toeslagenwet (TW) toegekend.
1.3.
Naar aanleiding van een wijziging van het gezinsinkomen heeft het Uwv bij besluit van 26 maart 2014 het voorschot op toeslag van 1 januari 2011 tot 1 december 2011 verlaagd en over de maand december 2011 ingetrokken.
1.4.
Bij besluit van 11 april 2014 heeft het Uwv bepaald dat appellant over de periode
1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 een te hoog bedrag aan toeslag heeft ontvangen. Appellant dient de onverschuldigd betaalde toeslag ter hoogte van bruto € 6.460,46 terug te betalen.
1.5.
Appellant heeft in bezwaar tegen het besluit van 11 april 2014 een beroep gedaan op de hardheidsclausule en in dat kader desgevraagd toegelicht dat hij lijdt aan asbestkanker. De vele medisch onderzoeken en de klinische verdenking van de gestelde diagnose hebben veel spanningen en onzekerheid over zijn levensverwachting doen ontstaan. Dit in combinatie met de financiële onzekere positie heeft invloed gehad op zijn psyche. Appellant acht zich door een terugval in inkomsten niet in staat het onverschuldigd betaalde bedrag aan het Uwv terug te betalen.
1.6.
Bij besluit van 13 augustus 2014 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar tegen het besluit van 11 april 2014 ongegrond verklaard. Daaraan heeft het Uwv onder andere een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten grondslag gelegd. Deze is op basis van eigen onderzoek en beschikbare gegevens tot de conclusie gekomen dat er geen aanknopingspunten zijn op grond waarvan afgeleid kan worden dat de terugvordering tot onaanvaardbare schade aan de fysieke of psychische gezondheidstoestand of tot onaanvaardbare lijdensdruk zal leiden. Een dringende reden heeft het Uwv dan ook niet aan de orde geacht.
2. In beroep heeft appellant aangevoerd dat het onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep elke diepgang miste en dat geen juist beeld werd verkregen van de medische situatie van appellant. Ter onderbouwing van zijn standpunt dat zijn gezondheidstoestand het aannemen van een dringende reden rechtvaardigt heeft appellant een verklaring van de radioloog van 1 april 2015 overgelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bij rapport van 17 april 2015 gesteld dat de medici de diagnose mesothelioom niet gesteld hebben en dat, zelfs als die diagnose wel zou zijn gesteld, op basis daarvan niet kan worden geconcludeerd dat appellant medisch gezien in een uitzichtsloze situatie verkeert.
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft met verwijzing naar vaste rechtspraak van de Raad, bijvoorbeeld de uitspraak van 22 januari 2008, ECLI:NL:CRVB:2008: BC3735, overwogen dat de gedingstukken geen medische gegevens bevatten waarin aanknopingspunten gevonden kunnen worden voor de conclusie dat de terugvordering onaanvaardbare gevolgen voor de fysieke of psychische gezondheidstoestand van appellant geeft. Van een onaanvaardbare lijdensdruk is de rechtbank niet gebleken. De rechtbank ziet geen reden te twijfelen aan de inhoud van de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en acht de conclusies voldoende onderbouwd. Van een onvoldoende diepgaand onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is volgens de rechtbank geen sprake, omdat deze bij de hoorzitting aanwezig is geweest, appellant gerichte vragen heeft gesteld en appellant zijn dagverhaal naar voren heeft kunnen brengen. De ernstige medische situatie van appellant en de daarmee gepaard gaande onzekere (financiële) toekomst, alsmede de plicht om terug te betalen, is onvoldoende om de conclusies van het Uwv niet te volgen.
4. In hoger beroep heeft appellant zijn eerdere gronden gehandhaafd.
5.1.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.2.
De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank, als samengevat weergegeven onder overweging 3, volledig en maakt deze tot de zijne. Volstaan wordt met verwijzing naar het oordeel van de rechtbank ter zake in de aangevallen uitspraak.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen als voorzitter en H.G. Rottier en
H. van Leeuwen als leden, in tegenwoordigheid van L.H.J. van Haarlem als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 oktober 2016.
(getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen
(getekend) L.H.J. van Haarlem

NK