ECLI:NL:CRVB:2016:3955
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WW-uitkering en sollicitatieverplichtingen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) waarbij haar WW-uitkering met 25% werd verlaagd wegens onvoldoende sollicitaties. Appellante had in de periode van 1 januari 2015 tot en met 28 januari 2015 niet voldaan aan de sollicitatieverplichtingen zoals vastgelegd in de Werkloosheidswet (WW). De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. Appellante stelde dat er dringende redenen waren om de maatregel te matigen, maar de rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht de maatregel had opgelegd en dat er geen aanleiding was om de hoogte van de korting te matigen.
Tijdens de zitting op 7 september 2016 is appellante niet verschenen, terwijl het Uwv zich liet vertegenwoordigen door een advocaat. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante onvoldoende concrete en verifieerbare sollicitatieactiviteiten had verricht. De Raad benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van appellante zelf is om zich te informeren over haar rechten en plichten en dat het Uwv niet verplicht is om haar te waarschuwen voor de gevolgen van het niet voldoen aan de sollicitatieverplichtingen.
De Raad concludeerde dat de opgelegde maatregel in overeenstemming was met de wet en dat er geen dringende redenen waren om van de maatregel af te zien. De beslissing van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.