Uitspraak
18 september 2015, 14/6951 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De betrokkene, een vreemdeling, had geen aanspraak op voorzieningen, verstrekkingen en uitkeringen op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Het college had de aanvraag van betrokkene afgewezen, waarbij het bezwaar van betrokkene tegen deze afwijzing ongegrond werd verklaard.
De rechtbank had in een eerdere uitspraak het bestreden besluit van het college vernietigd en bepaald dat betrokkene recht had op maatschappelijke opvang. Zowel betrokkene als het college hebben hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak van Wmo-opvang doet vervallen. De Raad concludeert dat de opvang in een VBL voldoende is om te voldoen aan de internationale verplichtingen om opvang te bieden aan vreemdelingen.
De Raad oordeelt dat het hoger beroep van het college slaagt en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd moet worden. De Raad verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag voor maatschappelijke opvang door het college in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.