Uitspraak
18 september 2015, 14/7662 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
4 juli 2014 afgewezen.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Betrokkene, een vreemdeling, had geen aanspraak op voorzieningen, verstrekkingen en uitkeringen op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Het college had de aanvraag van betrokkene afgewezen, waarbij het college stelde dat de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak van Wmo-opvang doet vervallen. De rechtbank had het beroep van betrokkene tegen de afwijzing gegrond verklaard, maar zowel betrokkene als het college hebben hoger beroep ingesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat de opvang in een VBL in het algemeen kan worden aangemerkt als een voldoende voorziening voor opvang en dat deze opvang voldoet aan de internationale verplichtingen om opvang te bieden. De Raad concludeert dat de afwijzing van de aanvraag voor Wmo-opvang terecht was, omdat de VBL een voorliggende voorziening is. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van griffier I.G.A.H. Toma, en is openbaar uitgesproken op 19 oktober 2016.