Uitspraak
18 september 2015, 14/6777 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
4 juli 2014 afgewezen.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Betrokkene, een vreemdeling, had geen aanspraak op voorzieningen, verstrekkingen en uitkeringen op basis van de Vreemdelingenwet 2000. Het college had de aanvraag van betrokkene afgewezen, waarbij het college stelde dat de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak van Wmo-opvang doet vervallen. De rechtbank had het beroep van betrokkene tegen de afwijzing gegrond verklaard, maar het college ging in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de VBL inderdaad als een voldoende voorziening kan worden aangemerkt voor de opvang van vreemdelingen. De Raad verwees naar een eerdere uitspraak waarin werd vastgesteld dat vreemdelingen gebruik kunnen maken van de opvang in een VBL en dat deze opvang voldoet aan de internationale verplichtingen om opvang te bieden. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van het college slaagde en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd moest worden. De Raad verklaarde het beroep van betrokkene ongegrond, zonder in te gaan op andere gronden van de hoger beroepen. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.