Uitspraak
18 september 2015, 14/7646 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
7 juli 2014 afgewezen.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Betrokkene, een vreemdeling, had geen aanspraak op voorzieningen op grond van de Vreemdelingenwet 2000 en had zijn aanvraag om opvang ingediend, die door het college op 7 juli 2014 werd afgewezen. Het college stelde dat de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak voor Wmo-opvang wegneemt.
De rechtbank had het beroep van betrokkene tegen het besluit van het college gegrond verklaard en het college opgedragen om maatschappelijke opvang te bieden. Echter, de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de VBL inderdaad als een voldoende voorziening kan worden aangemerkt en dat de opvang in een VBL voldoet aan de internationale verplichtingen om opvang te bieden. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van het college slaagde en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd moest worden. De Raad verklaarde het beroep van betrokkene ongegrond, waarmee de afwijzing van de aanvraag door het college werd bevestigd.
De uitspraak benadrukt de rol van de VBL in de opvang van vreemdelingen en de mogelijkheden voor vreemdelingen om tegen een eventuele weigering tot toelating tot de VBL beroep aan te tekenen bij de vreemdelingenrechter. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.