Uitspraak
15 september 2015, 14/6787 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
4 juli 2014 afgewezen.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Betrokkene, een vreemdeling, had geen aanspraak op voorzieningen, verstrekkingen en uitkeringen op basis van de Vreemdelingenwet 2000. Het college had de aanvraag van betrokkene als een aanvraag om opvang onder de Wmo aangemerkt en deze afgewezen. De rechtbank had het beroep van betrokkene tegen deze afwijzing gegrond verklaard, maar het college ging in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep overweegt dat de opvang in een Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak van Wmo-opvang wegneemt. De Raad stelt vast dat een vreemdeling als betrokkene gebruik kan maken van de opvang in een VBL, die in het algemeen als voldoende wordt aangemerkt. De Raad wijst erop dat betrokkene kan opkomen tegen het niet toelaten tot de VBL bij de vreemdelingenrechter, en dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uiteindelijk oordeelt over de rechtmatigheid van een dergelijke weigering.
De Raad komt tot de conclusie dat het hoger beroep van het college slaagt en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd moet worden. De Raad verklaart het beroep ongegrond, zonder in te gaan op andere gronden van de hoger beroepen. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.