Uitspraak
15 september 2015, 14/6670 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
4 juli 2014 afgewezen.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De betrokkene, een vreemdeling, had zijn aanvraag om opvang ingediend, maar deze was afgewezen op 4 juli 2014. Het college stelde dat de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak voor Wmo-opvang wegneemt.
De Raad overweegt dat, zoals eerder is vastgesteld in een uitspraak van 26 november 2015, vreemdelingen gebruik kunnen maken van de opvang in een VBL, die als een voldoende voorziening wordt beschouwd. De Raad concludeert dat de opvang in een VBL de noodzaak voor Wmo-opvang wegneemt. De betrokkene voerde aan dat hij niet tot de VBL werd toegelaten, maar de Raad oordeelt dat dit niet leidt tot een ander oordeel, aangezien er beroep mogelijk is bij de vreemdelingenrechter en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uiteindelijk over de rechtmatigheid van de weigering oordeelt.
De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep ongegrond, waarmee de afwijzing van de aanvraag door het college wordt bevestigd. De uitspraak benadrukt de rol van de VBL als voorliggende voorziening en de mogelijkheden voor vreemdelingen om hiertegen in beroep te gaan.