Uitspraak
15 september 2014, 14/6672 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
4 juli 2014 afgewezen.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Betrokkene, een vreemdeling, had zijn aanvraag om opvang ingediend, maar deze werd afgewezen op basis van het koppelingsbeginsel uit de Vreemdelingenwet 2000. Het college stelde dat de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak voor Wmo-opvang wegneemt. De Raad heeft in eerdere uitspraken vastgesteld dat vreemdelingen gebruik kunnen maken van opvang in een VBL, en dat deze opvang in het algemeen als voldoende wordt beschouwd. Betrokkene voerde aan dat hij niet tot de VBL werd toegelaten, maar de Raad oordeelde dat dit niet tot een ander oordeel leidde, aangezien er beroep mogelijk is bij de vreemdelingenrechter. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van het college slaagde, en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd moest worden. De Raad verklaarde het beroep ongegrond, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.