Uitspraak
OVERWEGINGEN
5 maart 2014 afgewezen.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De betrokkene, een vreemdeling, had zijn aanvraag om opvang ingediend, maar deze was afgewezen op 5 maart 2014. Het college stelde dat de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak voor Wmo-opvang wegneemt.
De rechtbank had in een eerdere uitspraak het beroep van de betrokkene gegrond verklaard en het college opgedragen om de afwijzing te herroepen. Echter, in hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat de VBL inderdaad als een voldoende voorziening kan worden aangemerkt voor opvang. De Raad heeft overwogen dat de betrokkene, als vreemdeling, recht heeft op opvang in de VBL en dat het college terecht heeft gesteld dat de noodzaak voor Wmo-opvang daarmee vervalt. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard.
De uitspraak benadrukt de rol van de VBL in het bieden van opvang aan vreemdelingen en bevestigt dat de rechtmatigheid van de toelating tot de VBL kan worden aangevochten bij de vreemdelingenrechter. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.