ECLI:NL:CRVB:2016:3901
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake besluitvorming over arbeidsinschakeling en ondersteuning onder de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarin de rechtbank het beroep van appellant tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaar gegrond verklaarde. Appellant ontving algemene bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en had in 2013 een aanvraag ingediend voor ondersteuning bij arbeidsinschakeling. Het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling WerkSaam Westfriesland, dat de bevoegdheden op grond van de WWB uitoefent, had deze aanvraag afgewezen. Appellant maakte bezwaar tegen deze afwijzing en stelde het dagelijks bestuur in gebreke. De rechtbank oordeelde dat het dagelijks bestuur niet tijdig had beslist en dat appellant recht had op een dwangsom.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de vraag behandeld of de brief van 10 december 2014, waarin werd aangegeven dat in overleg met appellant zou worden bepaald welk traject passend is bij de arbeidsinschakeling, een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad oordeelde dat deze brief wel degelijk een besluit bevatte, omdat hierin de afspraak was neergelegd dat appellant zelf met een voorstel tot ondersteuning zou komen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, verklaarde het beroep tegen het besluit van 10 december 2014 ongegrond en vernietigde de besluiten van 23 april 2015 en 29 april 2015.
De uitspraak benadrukt de verplichtingen van zowel het dagelijks bestuur als appellant in het kader van de WWB en de noodzaak van tijdige besluitvorming door bestuursorganen. De Raad concludeert dat de gemaakte afspraken en de verplichtingen van appellant om mee te werken aan zijn arbeidsinschakeling duidelijk zijn vastgelegd in de wet.