ECLI:NL:CRVB:2016:389
Centrale Raad van Beroep
Herziening AOW-pensioen naar de norm voor een gehuwde en terugvordering van onverschuldigd betaald pensioen
In deze zaak heeft appellante, die sinds 1 maart 2009 een ouderdomspensioen voor een ongehuwde ontving op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW), hoger beroep ingesteld tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) om haar pensioen te herzien naar de norm voor een gehuwde. Dit besluit volgde op een onderzoek naar haar woon- en leefsituatie, waaruit bleek dat zij langdurig samenwoonde met een persoon in Frankrijk. De Svb concludeerde dat appellante niet had voldaan aan haar inlichtingenverplichting door niet te melden dat zij een gezamenlijke huishouding voerde, wat resulteerde in een terugvordering van onterecht ontvangen pensioen van € 14.298,92.
De rechtbank Noord-Holland had het beroep van appellante tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat de Svb mocht uitgaan van de juistheid van de gegevens die waren vermeld in een door appellante en haar partner ondertekend formulier. Appellante voerde in hoger beroep aan dat het formulier pas achteraf was ingevuld, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat deze stelling niet met concrete gegevens was onderbouwd. De Raad bevestigde dat de Svb terecht had aangenomen dat appellante een gezamenlijke huishouding had met haar partner, en dat de herziening van het pensioen en de terugvordering gerechtvaardigd waren.
De Raad benadrukte dat de beoordeling van een gezamenlijke huishouding gebaseerd moet zijn op objectieve criteria en dat de omstandigheden die tot de gezamenlijke huishouding hebben geleid, niet van belang zijn. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en bevestigde de aangevallen uitspraak, waarbij appellante in het ongelijk werd gesteld.