ECLI:NL:CRVB:2016:3881
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de kostendelersnorm in een vijfpersoonshuishouden met bloedverwantschap
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellante, die bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet, woont sinds 1 maart 2015 bij haar zus in een woning waar ook drie andere meerderjarige personen verblijven. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg heeft de bijstandsverlening van appellante verlaagd op basis van de kostendelersnorm, omdat zij samenwoont met meerdere kostendelers. De appellante betwistte de toepassing van deze norm, stellende dat er sprake is van een commercieel huurcontract met haar zus.
De rechtbank heeft in de eerdere uitspraak geoordeeld dat de kostendelersnorm van toepassing is, omdat appellante en haar zus samen op één adres wonen en de zus de hoofdbewoner is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitzonderingssituatie, zoals bedoeld in artikel 22a, lid 4 onder b van de Participatiewet, niet van toepassing is, omdat er sprake is van bloedverwantschap in de tweede graad. De Raad heeft in hoger beroep de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat appellante geen nieuwe gronden heeft aangevoerd die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de kostendelersnorm in situaties van samenwoning met bloedverwanten, zelfs wanneer er commerciële huurcontracten zijn afgesloten. De Raad heeft geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen.