ECLI:NL:CRVB:2016:3865

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 september 2016
Publicatiedatum
17 oktober 2016
Zaaknummer
15/2905 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidenteel hoger beroep inzake arbeidsongeschiktheidspercentage en WIA-uitkering

In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 23 september 2016, betreft het een incidenteel hoger beroep van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had eerder het primaire besluit van het Uwv herroepen en het beroep van appellante gegrond verklaard. Het Uwv stelde echter dat er geen relevante wijziging van het arbeidsongeschiktheidspercentage was, aangezien dit percentage onder de 35% bleef en dit geen gevolgen had voor de inkomenseis, gezien appellante geen recht had op een WIA-uitkering. De Raad oordeelde dat de rechtbank ten onrechte het besluit had herroepen en dat het incidenteel hoger beroep van het Uwv slaagde. De Raad verklaarde het beroep tegen het besluit van 9 oktober 2014 ongegrond en vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten, en werd opgemerkt dat de rechtsbijstand verleend door de vader van appellante voor vergoeding in aanmerking kan komen, mits zij niet tot dezelfde huishouding behoren. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en is vastgelegd in een proces-verbaal.

Uitspraak

15/2905 WIA en 15/4822 WIA
Datum uitspraak: 23 september 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 12 maart 2015, 14/6693 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Zitting heeft: I.M.J. Hilhorst-Hagen
Griffier: I.G.A.H. Toma
Ter zitting zijn verschenen: appellante, bijgestaan door haar vader en tevens haar gemachtigde, mr. C.A.W.M. Fiscalini. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. F.A. Put.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep ongegrond.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
1. De brief van 8 juli 2015, ingediend door het Uwv, wordt aangemerkt als incidenteel hoger beroepschrift nu deze binnen de termijn als bedoeld in artikel 8:110, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij de Raad is binnen gekomen. Dat in de brief van 8 juli 2015 het woord “incidenteel” ontbreekt, maakt niet dat daarmee geen sprake is van incidenteel hoger beroep. Uit de bewoordingen in de brief van 8 juli 2015 en in het verweerschrift van 22 juli 2015 van het Uwv naar aanleiding van het door appellante ingestelde hoger beroep, blijkt de intentie incidenteel hoger beroep in te stellen.
2. Namens het Uwv is, onder verwijzing naar de uitspraak van deze Raad van 10 augustus 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2993, terecht aangevoerd dat er geen sprake is van relevante wijziging van het arbeidsongeschiktheidspercentage indien dit onder de 35% blijft nu dit geen gevolg heeft voor een inkomenseis omdat deze voor appellante bij het ontbreken van een recht op WIA-uitkering niet geldt. Hierdoor is er geen sprake van een verandering van de rechtspositie van appellante ten opzichte van het Uwv. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak ten onrechte het primaire besluit herroepen als bedoeld in artikel 7:15 van de Awb en vervolgens het beroep gegrond verklaard. Het voorgaande betekent dat het incidenteel hoger beroep van het Uwv slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen wordt het beroep tegen het besluit van 9 oktober 2014 ongegrond verklaard.
3. Het vorenstaande betekent dat de rechtbank het Uwv ten onrechte heeft veroordeeld in de reiskosten van appellante alsmede ten onrechte aan het Uwv heeft opgedragen om het griffierecht aan appellante te vergoeden. Namens het Uwv is ter zitting meegedeeld dat appellante deze bedragen niet aan het Uwv hoeft terug te betalen. Ten overvloede wordt naar aanleiding van het door appellante ingestelde hoger beroep nog opgemerkt dat, anders dan de rechtbank heeft overwogen, de door de vader van appellante, professioneel, op zakelijke basis, verleende rechtsbijstand ondanks een familieverhouding, voor vergoeding in aanmerking kan komen indien men niet tot eenzelfde huishouding behoort.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier. De voorzitter.
(getekend) I.G.A.H. Toma (getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep