ECLI:NL:CRVB:2016:3808
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening studiefinanciering en de status van thuiswonende studerende
In deze zaak gaat het om de herziening van de studiefinanciering van appellante, die door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is aangemerkt als thuiswonende studerende. De Minister heeft op basis van een huisbezoek en een rapport van 14 februari 2015 besloten de studiefinanciering te herzien, omdat appellante volgens de Minister niet op het basisregistratiepersonen (brp)-adres woonde. Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die het beroep ongegrond verklaarde. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en de feiten en omstandigheden rondom de woonstatus van appellante onderzocht. Tijdens het huisbezoek op 14 februari 2015 zijn er geen persoonlijke spullen van appellante aangetroffen op het brp-adres, wat de Minister deed concluderen dat zij daar niet woonde. Appellante betwist deze conclusie en stelt dat zij wel degelijk op het brp-adres woonde, en dat de afwezigheid van haar spullen te wijten was aan het feit dat zij daar nog maar kort verbleef. De Raad oordeelt dat de bewijslast bij de Minister ligt en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij de Minister in zijn standpunt wordt gesteund door het rapport van het huisbezoek en de verklaringen van de buren. De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellante niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak.