ECLI:NL:CRVB:2016:3803
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake onrechtmatige besluiten en schadevergoeding in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 25 november 2014 een eerder besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had vernietigd. Het college had appellante bij besluit van 28 december 2010 in aanmerking gebracht voor hulp bij het huishouden op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), maar had later het toegekende persoonsgebonden budget (pgb) herzien en terugvorderingen ingesteld wegens niet-verantwoorde bestedingen. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante gegrond, maar wees haar verzoek om schadevergoeding af. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd overwogen dat de onrechtmatige besluiten enkel betrekking hadden op de verantwoording van het pgb voor 2012. De Raad oordeelde dat de door appellante gestelde schadeposten, waaronder kosten voor loonkosten en proceskosten, niet voor vergoeding in aanmerking kwamen. Ook het verzoek om immateriële schadevergoeding werd afgewezen, omdat er onvoldoende causaal verband was aangetoond tussen de onrechtmatige besluiten en de door appellante gestelde schade. De Raad concludeerde dat de redelijke termijn voor de procedure niet was overschreden en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.