Uitspraak
4 september 2015, 14/6627 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
5 maart 2014 afgewezen.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Betrokkene, een vreemdeling, had geen aanspraak op voorzieningen, verstrekkingen en uitkeringen op basis van de Vreemdelingenwet 2000. Het college had de aanvraag van betrokkene als een aanvraag om opvang onder de Wmo aangemerkt en deze afgewezen. De rechtbank had het beroep van betrokkene tegen deze afwijzing gegrond verklaard en het college opgedragen om maatschappelijke opvang te bieden.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak van Wmo-opvang wegneemt. De Raad heeft overwogen dat vreemdelingen zoals betrokkene gebruik kunnen maken van de opvang in een VBL, die in het algemeen als voldoende wordt aangemerkt. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep van het college slaagt en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd moet worden. De Raad heeft het beroep van betrokkene ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen recht heeft op de gevraagde maatschappelijke opvang op basis van de Wmo.
De uitspraak benadrukt de rol van de VBL in de opvang van vreemdelingen en de mogelijkheid om tegen een weigering tot toelating tot de VBL beroep aan te tekenen bij de vreemdelingenrechter. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.