Uitspraak
4 september 2015, 14/5750 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
5 maart 2014 afgewezen.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Betrokkene, een vreemdeling zonder aanspraak op voorzieningen, had zijn aanvraag om opvang ingediend, maar deze was afgewezen. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het college verplicht om maatschappelijke opvang te bieden. Het college ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Raad overweegt dat de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak voor Wmo-opvang wegneemt. De Raad verwijst naar een eerdere uitspraak waarin is vastgesteld dat vreemdelingen gebruik kunnen maken van de opvang in een VBL, wat als voldoende wordt beschouwd. De Raad concludeert dat het college terecht heeft gesteld dat de opvang in de VBL de noodzaak voor Wmo-opvang doet vervallen.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank voor zover deze betrekking heeft op de dwangsom wegens niet tijdig beslissen, maar vernietigt de uitspraak voor het overige en verklaart het beroep ongegrond. De beslissing is genomen door H.J. de Mooij, met M.S.E.S. Umans als griffier, en is openbaar uitgesproken op 12 oktober 2016.