ECLI:NL:CRVB:2016:3786

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 oktober 2016
Publicatiedatum
12 oktober 2016
Zaaknummer
15/6261 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag maatschappelijke opvang op grond van de Wmo met betrekking tot vreemdelingen en de rol van de Vrijheidsbeperkende Locatie

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had een aanvraag van betrokkene, een vreemdeling, om maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) afgewezen. De Raad heeft overwogen dat de opvang in een Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) als een voorliggende voorziening kan worden aangemerkt, die de noodzaak voor Wmo-opvang wegneemt. De Raad verwijst naar een eerdere uitspraak van 26 november 2015, waarin werd vastgesteld dat vreemdelingen gebruik kunnen maken van de opvang in een VBL. De Raad concludeert dat het hoger beroep van het college slaagt, en dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank voor vernietiging in aanmerking komt. De Raad verklaart het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit ongegrond, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

15/6261 WMO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
31 juli 2015, 14/6230 en 14/8383 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (het college)
[betrokkene] (betrokkene)
Datum uitspraak: 12 oktober 2016
PROCESVERLOOP
Het college heeft hoger beroep ingesteld.
Betrokkene heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting in de zaken 15/5592, 15/5593, 15/6262, 15/6263, 15/5598, 15/6224, 15/5618, 15/6226, 15/5619, 15/6250, 15/5621, 15/6252, 15/5688, 15/6253, 15/5689, 15/6232, 15/5690, 15/6254, 15/5985, 15/6255, 15/6019, 15/6221, 15/6020, 15/6227, 15/6022, 15/6228, 15/6023, 15/6229, 15/6024, 15/6225, 15/6026, 15/6251, 15/6102, 15/6231, 15/6103, 15/6222, 15/6104, 15/6249, 15/6107, 15/6223, 15/6108, 15/6257, 15/6162, 15/6230, 15/6220, 15/6261, 15/6269, 15/6907, 15/6338, 15/6910, 15/6339, 15/6892, 15/6340, 15/6895, 15/6341, 15/6891, 15/6342, 15/6883, 15/6343, 15/6908, 15/6344, 15/6912, 15/6345, 15/6882, 15/6348, 15/6896, 15/6346, 15/6893, 15/6271 en 15/6888 heeft gevoegd plaatsgehad op 20 juli 2016. Namens betrokkene is verschenen mr. W.G. Fischer. Het college is, met bericht, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Betrokkene is een vreemdeling als bedoeld in de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) die, op grond van het in de artikelen 10 en 11 van de Vw 2000 opgenomen koppelingsbeginsel, ten tijde hier van belang geen aanspraak had op voorzieningen, verstrekkingen en uitkeringen.
1.2.
Bij brief van 4 juli 2014 heeft het college voorgesteld het verzoek van betrokkene van 18 juni 2014 om continuering van de opvang in de Havenstraat te Amsterdam aan te merken als verzoek om opvang als bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
1.3.
Bij besluit van 5 augustus 2014 heeft het college het verzoek om opvang op grond van de Wmo afgewezen.
1.4.
Bij besluit van 19 augustus 2014 heeft het college het bezwaar van betrokkene tegen de brief van 4 juli 2014 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
1.5.
Bij besluit van 8 december 2014 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 5 augustus 2014 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep met kenmerk 14/6230, gericht tegen het besluit van 19 augustus 2014 ongegrond verklaard en het beroep met kenmerk 14/8383, gericht tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, het besluit van 5 augustus 2014 herroepen en bepaald dat betrokkene recht heeft op maatschappelijke opvang op grond van de Wmo overeenkomstig de
bed-bad-broodvoorziening.
3. Het college heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak voor zover deze betrekking heeft op het bestreden besluit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De beroepsgrond van het college dat de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak van Wmo-opvang doet vervallen, slaagt. Zoals de Raad in zijn uitspraak van 26 november 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:3803) heeft overwogen mag ervan worden uitgegaan dat een vreemdeling als betrokkene van de opvang in een VBL gebruik kan maken, dat de opvang in een VBL in het algemeen aangemerkt kan worden als een voldoende voorziening in het bieden van opvang en dat met plaatsing in een VBL voldoende invulling wordt gegeven aan de uit het internationaal recht voortvloeiende positieve verplichting opvang te bieden. Daarmee is de opvang in een VBL een aan de Wmo voorliggende voorziening die de noodzaak van opvang op grond van die wet wegneemt.
4.2.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt, voor zover aangevochten. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen zal de Raad het beroep gericht tegen het bestreden besluit ongegrond verklaren.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
- verklaart het beroep gericht tegen het besluit van 8 december 2014 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van M.S.E.S. Umans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 oktober 2016.
(getekend) H.J. de Mooij
(getekend) M.S.E.S. Umans

TM